Psalm 110

Psalm 110:1; “Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.”

 

Dit Psalm is hoogstwaarschijnlijk geschreven door een officier in Davids leger.  Het zegt hier: “Aldus luidt het woord des HEREN (in het hebreeuws J-H-W-H)  tot mijn Here:”  (Here in de zin van ‘meester’, ‘heer’)

Dit is letterlijk vertaald: “J-H-W-H zegt tot mij heer:”   Dit gaat over David, net als het volgende vers: “De  HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers te midden van uw vijanden.   Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; ”

Dit is wat koning David deed.  God maakte zijn vijanden tot een voetenbank voor hem, en hij regeerde vanuit Zion (Jeruzalem).   Vers 5 en 6:  “De HERE is aan uw rechterhand. Hij verplettert koningen ten dage van zijn toorn;  Hij houdt gericht onder de heidenen, hoopt lijken op, verplettert hoofden op het wijde veld.”

Koning David heeft vele van zijn vijanden gedood, zoals geschreven is in dit Psalm, maar niets van dit alles is gedaan door JC.  Daarom is het gekkigheid om te zeggen dat dit over JC gaat, en niet over koning David.

 

 

Hier is de verklaring van de grote middeleeuwse joodse geleerde rabbijn Moshe ben Nachman, ook wel bekend als de Ramban:

 

Koning David was de componist die de Psalmen schreef met behulp van de heilige geest. Hij schreef ze met het doel dat ze gezongen zouden worden voor God’s altaar bij de tempel.  (zie 2 Kron 29:25-28)  Hijzelf zong ze niet, en dat was hem ook niet toegestaan door de wetten van de torah. (Deuteronomium 18:6-7) Daarom gaf hij de Psalmen aan de levieten om ze te zingen.  Dit is duidelijk beschreven in I Kron 16:7.  Daarom was koning David genoodzaakt om de Psalmen op zo’n manier te schrijven dat het correct was voor ze om gezongen te worden door de levieten.   Dus als koning David had gezegd:  “De Eeuwige zei tot mij…” dan zouden de levieten die dit zongen leugens gezongen hebben.  In plaats daarvan was het correct voor de levieten in de tempel om te zeggen: “De Eeuwige zei tegen mijn heer (dit is koning David) “Zit aan mijn rechterhand…”