Iets meer dan een halve eeuw geleden heeft één van de meest gruwelijke gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis plaatsgevonden. Zes miljoen mannen, vrouwen, en kinderen werden vermoord op een manier die nog niet eerder voorgekomen is. Zij waren allen burgers, non-combatants. En vele van hen werden niet alleen maar vermoord, maar op een vreselijke manier doodgemarteld, op een schaal en met een medogenloosheid die alle voorstellingsvermogen te boven gaat.
Waarom gebeurde dit?
Vele mensen vragen: “Waar was G.d in Auswitz?” Wat daar gebeurd is is zo vreselijk dat vele mensen er hun geloof door verloren. Zij zeggen: “Als er een G.d is, hoe heeft Hij dan iets als dit kunnen laten gebeuren?”
Maar het feit is dat de holocaust een spirituele gebeurtenis was. In plaats van dat het een bewijs zou zijn dat G.d niet bestaat is het juist een sterk bewijs voor het feit dat Hij bestaat. Ten einde dit te begrijpen moeten we terug gaan in de tijd, zo’n 3300 jaar, naar de berg Sinai, waar G.d een verbond sloot met het volk Israel en hen de Torah gaf. De Torah bestaat uit de eerste vijf boeken van de joodse en christelijke bijbel. Daarin gaf G.d aan het joodse volk 613 geboden waar het joodse volk naar moet leven.
Betreffende dit verbond zei het joodse volk: “Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen.” Exodus 24:7.
In dit verbond staat helder en duidelijk beschreven wat het joodse volk zal overkomen wanneer ze G.ds geboden naleven, en wat er zal gebeuren als ze het verbond overtreden. In het kort komt het er op neer dat als het joodse volk leeft naar G.ds geboden dat de mooiste zegeningen over ze uitgestort zullen worden. Maar, als ze het verbond verbreken, dan zullen de vreselijkste vervloekingen hun deel zijn:
Leviticus 26:14-39: “Maar indien gij naar Mij niet luistert en al deze geboden niet doet, indien gij mijn inzettingen versmaadt en van mijn verordeningen een afkeer hebt, zodat gij geen van mijn geboden doet en mijn verbond verbreekt, dan zal Ik ook aldus met u doen en met verschrikking u bezoeken: tering en koorts, die de ogen verteren en het leven doen verkwijnen; dan zult gij tevergeefs uw zaad zaaien, want uw vijanden zullen het eten. Ik zal mijn aangezicht tegen u keren, zodat gij voor uw vijanden geslagen zult worden, en die u haten, zullen over u heersen, en gij zult vluchten, zonder dat iemand u vervolgt. En indien gij desniettegenstaande niet naar Mij luistert, dan zal Ik u blijven tuchtigen wegens uw zonden, tot zevenmaal toe, en uw trotse macht zal Ik breken en uw hemel maken als ijzer en uw land als koper. Dan zal uw kracht tevergeefs verbruikt worden; uw land zal zijn opbrengst niet geven en het geboomte des lands zal zijn vrucht niet dragen. Indien gij u tegen Mij verzet en naar Mij niet wilt luisteren, dan zal Ik u nog zevenmaal harder slaan, naar uw zonden; Ik zal het wild gedierte op u loslaten, dat u van kinderen beroven en uw vee uitroeien zal en uw aantal zo zal verminderen, dat uw wegen verlaten zullen zijn. Indien gij u door deze tuchtiging nog niet tot Mij keert en u tegen Mij blijft verzetten, dan zal ook Ik Mij tegen u verzetten en dan zal Ik u ook zevenmaal slaan wegens uw zonden, en over u een zwaard brengen, dat wraak neemt over het verbond; wanneer gij dan in uw steden bijeenkomt, dan zal Ik de pest onder u zenden en gij zult aan de vijand overgeleverd worden. Als Ik u de staf des broods verbreek, dan zullen tien vrouwen uw brood in één oven bakken en zij zullen uw brood afgewogen teruggeven, en gij zult eten, maar niet verzadigd worden. En indien gij desondanks niet naar Mij luistert en u tegen Mij blijft verzetten, dan zal Ik Mij met grimmigheid tegen u verzetten en Ik, ja Ik, zal u zevenmaal tuchtigen over uw zonden, en gij zult het vlees uwer zonen eten en het vlees uwer dochters zult gij eten. En uw hoogten zal Ik verwoesten en uw wierookaltaren uitroeien; Ik zal uw lijken werpen op de lijken uwer afgoden en Ik zal een afkeer van u hebben. Uw steden zal Ik tot een puinhoop maken en uw heiligdommen verwoesten en Ik wil niet meer uw liefelijke reuk ruiken. Ik zelf zal het land verwoesten, zodat uw vijanden, die daarin wonen, zich daarover zullen ontzetten. Maar u zal Ik onder de volken verstrooien en Ik zal achter u het zwaard trekken, en uw land zal een woestenij zijn en uw steden een puinhoop. Dan zal het land zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, al de dagen dat het woest ligt en gij in het land uwer vijanden zijt; dan zal het land rusten en zijn sabbatsjaren vergoeden. Al de tijd der verwoesting zal het rusten, de rust die het niet gehad heeft gedurende uw sabbatsjaren, toen gij daarin woondet. En Ik zal vrees brengen in de harten van hen die van u zijn overgebleven, in de landen hunner vijanden, zodat het geluid van een opgewaaid blad hen opjaagt, en zij zullen vluchten, zoals men vlucht voor het zwaard, en vallen, zonder dat er een vervolger is. En de een zal over de ander struikelen als voor het zwaard, zonder dat er een vervolger is, en gij zult voor uw vijanden geen stand kunnen houden. En gij zult onder de volken te gronde gaan, en het land uwer vijanden zal u verteren. En wie van u overgebleven zijn, zullen in de landen hunner vijanden wegkwijnen vanwege hun ongerechtigheid en ook vanwege de ongerechtigheden hunner vaderen zullen zij, evenals dezen, wegkwijnen.”
Deuteronomium 28:15-65: “Maar indien gij niet luistert naar de stem van de HERE, uw G.d, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. De HERE zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. De HERE zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. De HERE zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat. Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. De HERE zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt. De HERE zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs één enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde. Uw lijken zullen tot voedsel dienen voor al het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonder dat iemand die opschrikt. De HERE zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen. De HERE zal u slaan met waanzin, verblinding en verstandsverbijstering, zodat gij op de middag rondtast, als een blinde in de duisternis; gij zult op uw wegen niet voorspoedig zijn, maar bij voortduring slechts verdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand u redt. Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen. Gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen. Gij zult een wijngaard planten, maar de vrucht daarvan niet genieten. Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen. Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden. Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien. De HERE zal u slaan met boze zweren aan de knieen en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen – van uw voetzool af tot uw schedel toe. De HERE zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de HERE u wegvoert. Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen. Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen. Gij zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken. Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn, en gij staart. Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de HERE, uw G.d, en de geboden en inzettingen die Hij u opgelegd heeft, niet onderhouden hebt; zij zullen onder u tot een teken en wonder zijn, en onder uw nageslacht, voor altoos. Omdat gij de HERE, uw G.d, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, zult gij de vijanden, die de HERE tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelgd heeft. De HERE zal tegen u doen aanrukken een volk, dat van verre komt, van het einde der aarde, zoals een arend aanzweeft: een volk, waarvan gij de taal niet verstaat, een hardvochtig volk, dat geen grijsaard ontziet en geen knaap genade bewijst; dat de vrucht van uw vee en van uw bodem zal opeten, totdat gij verdelgd zijt; dat u geen koren, most of olie zal overlaten, noch de worp van uw runderen of de dracht van uw kleinvee, totdat het u te gronde gericht heeft. Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de HERE, uw G.d, u geven zal. In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de HERE, uw G.d, u geven zal. De meest verwekelijkte en verwende man onder u zal zijn broeder noch zijn eigen vrouw noch de kinderen, die hem nog resten, iets gunnen, zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede deze u in al uw steden kwellen zal. De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon en dochter iets gunnen, zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u in uw steden kwellen zal. Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de HERE, uw G.d, vreest, dan zal de HERE u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de HERE over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels – omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de HERE, uw G.d. Zoals de Here er behagen in had om u wil te doen en u talrijk te maken, zo zal de HERE er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. De HERE zal u verstrooien onder alle natien van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de HERE zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen – vanwege de vrees die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel dat uw ogen zien. De HERE zal u op schepen naar Egypte terugbrenen langs de weg waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn. Dit zijn de woorden van het verbond dat de HERE Mozes geboden heeft met de Israeliten te sluiten in het land Moab”
Als u dit leest, dan krijgt de uitdrukking: “de vreze des HERE” een geheel nieuwe dimensie.
Neemt u er a.u.b. goede nota van wie deze vervloekingen over het joodse volk zal brengen wanneer ze van G.d afwijken:
“Dan zal IK ook aldus met u doen en met verschrikking u bezoeken …” Leviticus 26:16
“Indien gij u tegen Mij verzet en naar Mij niet wilt luisteren, dan zal IK u nog zevenmaal harder slaan, naar uw zonden; Leviticus 26:21
“Dan zal ook IK Mij tegen u verzetten en dan zal IK u ook zevenmaal slaan wegens uw zonden.” Leviticus 26:24
“En uw hoogten zal IK verwoesten en uw wierookaltaren uitroeien; IK zal uw lijken werpen op de lijken uwer afgoden en Ik zal een afkeer van u hebben.” Leviticus 26:30
“De HERE (in de hebreeuwse tekst de vierletterige naam van G.d: J-H-W-H ) zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen.” Deuteronomium 28:21
”De HERE zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen” Deuteronomium 28:27
“Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de HERE over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. ” Deuteronomium 28:61
Het is niet “de duivel”, niet “Satan”, niet het ongeleide toeval wat al deze rampen veroorzaakt, (moge G.d genadig zijn) maar het is J-H-W-H onze G.d hemzelf die het joodse volk straft als ze van hem afwijken en zijn geboden niet onderhouden.
In de moderne westerse maatschappij overheerst het idee dat G.d een lief, zachtaardig persoon is; G.d is ‘liefde’. Maar G.d heeft ook een andere kant die heel anders is:
“Want de HERE, uw G.d, is een verterend vuur, een jaloers G.d. ” Deuteronomium 4:24
“Een jaloers G.d en een wreker is de HERE, een wreker is de HERE en vol van grimmigheid; een wreker is de HERE voor zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij tegen zijn vijanden …..Wie kan standhouden voor zijn gramschap? Wie staande blijven bij zijn brandende toorn? Zijn grimmigheid stort zich uit als vuur en de rotsen springen voor Hem aan stukken. ” Nahum 1:2+6
“Ik ben de HERE, en er is geen ander die het licht formeert en de duisternis schept, die het heil bewerkt en het onheil schept; Ik, de HERE, doe dit alles. ” Isaiah 45:7
“Komt niet uit de mond des Allerhoogsten het kwade en het goede? ” Klaagliederen 3:37
Dus het is niet alleen liefde en begrip, G.d heeft ook een zeer angstaanjagende kant. En dat is een thema wat herhaald wordt door de gehele hebreeuwse bijbel: “Vreest G.d!”
“De vreze des HEREN is het begin der wijsheid” Psalm 111:10
“De vreze des HEREN is het begin der kennis” Spreuken 1:7
“De vreze des HEREN is het begin der wijsheid ” Spreuken 9:10
”Zie, de vreze des HEREN – dat is wijsheid” Job 28:28
“De HERE, uw G.d, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen en bij zijn naam zweren.” Deut 6:13
“Opdat gij de HERE, uw G.d, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden” Deut. 6:2
“Nu dan, Israel, wat vraagt de HERE, uw G.d, van u dan de HERE, uw G.d, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de HERE, uw G.d, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel” Deut. 10:12
G.d vrezen komt hier voor G.d liefhebben of hem dienen. En zoals we gezien hebben, er zijn genoeg redenen om G.d te vrezen. Welk weldenkend mens wil al deze vervloekingen over hem uitgestort krijgen?
Dus nu weten we waarom de holocaust heeft plaatsgevonden: Omdat het jodendom afweek van G.d, en niet om enig andere reden. Als er christenen zijn die dit lezen, en die denken dat dat gebeurd is omdat de joden Jezus gekruisigd hebben, lees dan Exodus 20:5-6. Daar zegt G.d dat hij de zonden der vaderen bezoekt aan de kinderen, maar niet verder dan het vierde geslacht. Dus die vlieger gaat niet op. En als er misleide christenen zijn die denken dat dat gebeurt is omdat de joden Jezus niet erkennen als de messias, leest u dan a.u.b. het artikel: Waarom weigert het joodse volk om het nieuwe testament te erkennen?
De juistheid van deze woorden is keer op keer bewezen in de joodse geschiedenis. Wanneer de joden niet gehoorzamen: “Maar u zal Ik onder de volken verstrooien en Ik zal achter u het zwaard trekken, en uw land zal een woestenij zijn en uw steden een puinhoop” “De HERE zal u verstrooien onder alle natien van het ene einde der aarde tot het andere;” Deut 28:64 Het joodse volk was bijna 2000 jaar in ballingschap, en het land Israel is een verlaten woestenij geweest in de tussentijd. Maar, ongelukkigerwijs, de holocaust was niet de eerste keer dat deze vervloekingen werkelijkheid werden. In de lange, en vaak problematische geschiedenis van het joodse volk zijn hen reeds vele rampen overkomen. Iedere keer dat het joodse volk afweek van G.d werden deze vervloekingen werkelijkheid. Ze zijn al is eerder in ballingschap gegaan. Dat was nadat de eerste tempel en Jeruzalem verwoest waren door Nebukadnezar. De belegering van Jeruzalem door Nebukadnezar veroorzaakte een vreselijke hongersnood in Jeruzalem. De profeet Jeremiah was hier een ooggetuige van en hij schreef wat hij zag op in het boek Klaagliederen. Klaagl. 1:8; “Zwaar heeft Jeruzalem gezondigd;” En wat was het resultaat van die zonde? “Heel haar bevolking zucht, zoekende naar brood;” (vergelijk Lev 26:26) Klaagl 2:1-5; “Hoe hult de Here in zijn toorn de dochter Sions in wolkefloers! Van de hemel heeft Hij ter aarde geworpen de luister van Israel, Hij is niet gedachtig geweest aan zijn voetbank ten dage van zijn toorn. De Here heeft meedogenloos vernietigd al de landouwen van Jakob. In zijn verbolgenheid heeft Hij terneergeworpen de vestingen van de dochter van Juda; Hij heeft ter aarde gestoten en ontwijd het koninkrijk met zijn vorsten. In zijn brandende toorn heeft Hij afgehouwen alle hoornen van Israel. Hij heeft zijn rechterhand teruggetrokken bij de nadering van de vijand; ja, tegen Jakob is Hij ontbrand als een vlammend vuur, dat rondom verteert. Hij heeft zijn boog gespannen als een vijand, zijn rechterhand opgeheven als een tegenstander; Hij heeft gedood al wat een lust der ogen was; in de tent van de dochter van Sion heeft Hij zijn grimmigheid uitgegoten als vuur. De Here is als een vijand geworden. Hij heeft Israel verslonden, al zijn paleizen vernietigd, zijn vestingen vernield, en bij de dochter van Juda vermenigvuldigd geklag en geklaag.”
“De HERE heeft volvoerd wat Hij Zich had voorgenomen, Hij heeft in vervulling doen gaan, wat Hij gesproken heeft, wat Hij sinds de dagen van weleer heeft bevolen; meedogenloos heeft Hij terneergeworpen, Hij heeft de vijand over u vrolijk gemaakt, de hoorn uwer tegenstanders verhoogd.” Klaagl 2:17 “Op de straten liggen ter aarde knaap en grijsaard; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn gevallen door het zwaard. Ten dage van uw toorn hebt Gij ze gedood, meedogenloos geslacht.” Klaagl 2:21 “Gij hebt U in toorn gehuld, Gij hebt ons vervolgd, ons meedogenloos gedood. Gij hebt U gehuld in een wolk, ondoordringbaar voor het gebed. Gij hebt ons gemaakt tot verachtelijk uitvaagsel te midden van de volkeren.” Klaagl 3:43-45 “De handen van teerhartige vrouwen kookten haar kinderen; dezen waren haar tot spijze bij de ondergang van de dochter mijns volks.” (vergelijk Deut. 28:53) Klaagl 4:10; “Vrouwen verkrachten zij in Sion, meisjes in de steden van Juda. (vergelijk Deut. 28:30) Vorsten zijn door hun hand opgehangen, het aangezicht van ouden wordt niet geeerd. (vergelijk Deut. 28:49-50) Jongelingen moeten de molensteen dragen en knapen struikelen onder de houtlast.” Klaagl 5:11-13 (vergelijk Deut 28:32 + 41)
“Hij, de HERE, is rechtvaardig, want tegen zijn woord ben ik weerspannig geweest.” Klaagl 1:18.
Hier zien we dat na het zondigen van het joodse volk al deze vervloekingen hen overkwamen. En dat zal telkens weer gebeuren wanneer het joodse volk afwijkt van G.d. En dat was wat er gebeurde tijdens de holocaust. Deze vervloekingen zijn een teken en een wonder in het joodse volk voor eeuwig; zie Deuteronomium 28:45-46
Iedere vloek in de torah werd uitgestort over het joodse volk ten tijde van de verwoesting van de eerste tempel, omdat ze afgeweken waren van G.d en zijn wet.
De profeet Daniel was één van degenen die in ballingschap geleid was naar Babel, en voor hem was het geen mysterie waarom al die rampen hun overkwamen; Daniel 9:5-16; “Wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben G.ddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen, en wij hebben niet geluisterd naar uw knechten, de profeten, die in uw naam gesproken hebben tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot het ganse volk des lands. Bij U, Here, is de gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat, gelijk heden ten dage, bij de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem en bij geheel Israel, bij hen die dichtbij en die veraf wonen in al de landen waarheen Gij hen hebt verstoten om de ontrouw die zij jegens U hebben gepleegd. HERE, bij ons is een beschaamd gelaat, bij onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, want wij hebben tegen U gezondigd. Bij de Here, onze G.d, is barmhartigheid en vergeving, hoewel wij tegen Hem wederspannig zijn geweest, niet geluisterd hebben naar de stem van de HERE, onze G.d, en niet gewandeld hebben naar de wetten die Hij ons gegeven heeft door de dienst van zijn knechten, de profeten.
Ja, geheel Israel heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht G.ds, want wij hebben tegen Hem gezondigd.
En Hij heeft de woorden bevestigd, die Hij gesproken had over ons en over onze regeerders, die ons bestuurden, door zulk een groot onheil over ons te brengen, als er nergens geweest is onder de ganse hemel, behalve in Jeruzalem. Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen.“
Waarom begon de holocaust in Duitsland?
Duitsland is de plaats waar het zogeheten “liberale jodendom” zijn oorsprong vond. Dit kwam op onder joden die zich afkeerden van de door G.d gegeven torah. Zij zeiden dat de torah verouderd was en dat het alleen van toepassing was op de joden die duizenden jaren geleden in de woestijn leefden, maar dat de moderne mens dat allemaal niet nodig had. Zij schaften het concept van de terugkeer van het joodse volk naar Zion, naar het land Israel, af. Zij verwijderden uit het gebedenboek alle verwijzingen naar de terugkeer van de joden naar Zion. Zij zeiden: “Eerst zijn we duitsers, en daarna zijn we joden. Geen enkel land is ooit zo goed voor ons als duitsland. Berlijn is ons nieuwe Jeruzalem.” (sic)
Wat een tragische vergissing.
Dit is dezelfde vergissing die het amerikaans jodendom nu maakt. De meerderheid van de amerikaanse joden behoort tot een niet orthodoxe stroming, en de vreze des Here en de onderhouding der geboden is ver te zoeken. Als u wilt weten wat hier het resultaat van zal zijn, lees dan het begin van dit artikel nog is door. G.d zij ons genadig.
U denkt dat zulk soort dingen tegenwoordig niet meer gebeuren? Kijk wat er onlangs in Joegoslavie is gebeurd. Dat is niet donker Afrika, maar Europa.
“Maar geen land ter wereld is ooit zo goed geweest voor de joden als Amerika!” Precies, dat plachten de duitse joden ook te zeggen. Het tij kan in een oogwenk keren. Vanaf het moment dat hitler aan de macht kwam tot het met miljoenen tegelijk vermoorden van joodse burgers zat minder dan 10 jaar. Zo gauw als het de wereld duidelijk wordt dat we niet van plan zijn om het geliefde Jeruzalem en een groot en essentieel gedeelte van het kleine Israel aan de arabieren te geven, dan zal de hele wereld zich tegen de joden keren. De europese unie, die een 2000 jaar lange geschiedenis heeft van het deporteren, martelen, en vermoorden van joden, heeft al duidelijk gemaakt dat wat hen betreft de joden niet het recht hebben om Jeruzalem te besturen. De duitsers, die onlangs twee wereldoorlogen zijn begonnen en ongeevenaarde rampspoed over de hele wereld gebracht hebben, en die iets meer dan 50 jaar geleden 6.000.000 joodse burgers vermoord hebben, waaronder 1.500.000 kinderen, die hebben nu het voorzitterschap van de europese unie, en die denken dat ze de staat Israel kunnen onderwijzen in moreel gedrag.
Toen Japan Amerika aanviel in Pearl Harbour, toen zaten binnen een mum van tijd alle amerikanen van japanse afkomst in concentratiekampen, want ze werden beschouwd als een gevaar voor de nationale veiligheid. Zo gauw als internationale sancties tegen Israel afgekondigd worden zou hetzelfde de joodse gemeenschappen over de hele wereld kunnen overkomen. De enigste manier om dit te voorkomen is dat de joden niet alleen terugkeren naar G.d en de torah, maar dat ze ook terugkeren naar Israel. De plaats voor een jood is in Israel, en nergens anders. Deuteronomium 4:22; “Want ik zal in dit land sterven, ik zal de Jordaan niet overtrekken; maar gij zult die overtrekken en dat goede land in bezit nemen.” Er staat hier niet “Je mag de Jordaan overtrekken en het in bezit nemen”, maar er staat “gij zult”. Dat betekent dat het een gebod is voor een jood om in Israel te wonen. Rabbi Moshe ben Maimon, beter bekend als de Rambam, zegt in Hilchot Malachiem, (wetten voor koningen) hoofdstuk 5 wet 12: “Een jood die buiten Israel woont die is alsof hij legaal afgoden dient.” Dit is gebaseerd op een uitspraak van Rabbi Ishmael in de babylonische talmoed, Avodah Zorah 8a.
En nu het goede nieuws.
Wat zal er gebeuren wanneer het joodse volk de torah naleeft?
Leviticus 26:3-13; “Indien gij in mijn inzettingen wandelt en mijn geboden nauwgezet in acht neemt, dan zal Ik u te rechter tijd uw regens geven, zodat het land zijn opbrengst geeft en het geboomte des velds zijn vrucht draagt; de dorstijd zal bij u duren tot de wijnoogst, en de wijnoogst tot de zaaitijd; gij zult uw brood eten tot verzadiging en veilig in uw land wonen. En Ik zal vrede in het land geven, zodat gij nederliggen zult, zonder dat iemand u opschrikt; Ik zal de wilde dieren uit het land uitroeien, en het zwaard zal uw land niet teisteren. En gij zult uw vijanden vervolgen, en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen. Vijf van u zullen honderd achtervolgen, en honderd van u zullen tienduizend achtervolgen, en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen. En Ik zal Mij tot u wenden, u vruchtbaar doen zijn en u talrijk maken, en Ik zal mijn verbond met u bevestigen. En gij zult het overjarige, dat overgebleven is, eten, en het overjarige zult gij voor het nieuwe moeten wegdoen. En Ik zal mijn tabernakel in uw midden zetten, en Ik zal geen afkeer van u hebben, maar Ik zal in uw midden wandelen en u tot een G.d zijn en gij zult Mij tot een volk zijn. Ik ben de HERE, uw G.d, die u uit het land Egypte heb geleid, opdat gij hun niet meer tot slaven zoudt zijn; Ik heb de stangen van uw juk verbroken en u rechtop doen gaan.”
Deuteronomy 28:1-14; “Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw G.d, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de HERE, uw G.d, u verheffen boven alle volken der aarde. De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de HERE, uw G.d: Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog. Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang. De HERE zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs één enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. De HERE zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de HERE, uw G.d, u geven zal. De HERE zal u als zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de geboden van de HERE, uw G.d, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des HEREN over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen. Ook zal de HERE u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem – in het land, waarvan de HERE aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. De HERE zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. De HERE zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de HERE, uw G.d, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, en wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden.”
“Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, door de HERE, uw G.d, lief te hebben, naar zijn stem te luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een langdurig wonen in het land waarvan de HERE uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou.” Deut. 30:19-20
Prediker, door Koning Salomo, de wijste mens die ooit geleefd heeft, hoofdstuk 12 vers 13:
“Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees G.d en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want G.d zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.”